Bewust en planmatig bezig zijn met woordenschatonderwijs in de kleuterklas heeft echt effect, zo blijkt uit het internationale wetenschappelijke onderzoek. Daarbij is het belangrijk dat de doelwoorden niet alleen impliciet aan bod komen, maar ook (meermaals) expliciet onderwezen worden. De kleuteronderwijzer moet bovendien voldoende kansen voor oefening en herhaling voorzien, verspreid over verschillende momenten (spaced repetition). Met andere woorden, het is onterecht om intentioneel woordenschatonderwijs af te keuren indien je de woordenschat van kleuters wil stimuleren.
De wetenschappelijke evidentie voor intentioneel woordenschatonderwijs is erg groot: meta-analyses, systematische reviews én recente studies ondersteunen het idee dat kleuters meer en beter woorden leren wanneer die planmatig worden aangeboden. Het is daarbij belangrijk dat die woorden expliciet onderwezen worden door middel van:
Meestal combineren de studies enkele technieken. We weten nog niet welke technieken het meest effectief zijn.
Herhaling en oefening zijn cruciaal. In zowat alle interventies worden de verhalen met de doelwoorden herhaald voorgelezen verspreid over enkele dagen. Telkens opnieuw besteedt de leerkracht expliciete aandacht aan de doelwoorden. Wanneer de doelwoorden daarnaast nog extra ingeoefend worden, zorgt dit voor een betere verankering van de doelwoorden.
Om de doelwoorden in te oefenen vonden we de volgende opties:
We hebben onvoldoende evidentie om de effectiviteit van deze methodes met elkaar te vergelijken en af te wegen ten opzichte van de tijdsinvestering.
Verschillende onderzoekers pleiten ervoor om gesofisticeerde woorden te selecteren voor woordenschatinstructie, en meer specifiek woorden die belangrijke, inhoudelijke concepten vertegenwoordigen uit wetenschap en samenleving, zoals 'magnetisch', 'aarde', 'fabriek.' Vaak worden deze doelwoorden aangebracht met informatieve prentenboeken. Op die manier gaan woordenschatuitbreiding en conceptuele ontwikkeling hand in hand.
Opvallend: onderzoekers stellen vast dat de interventie soms minder effect heeft bij kleuters met een woordenschatachterstand dan bij de meer taalvaardige kleuters. Dat is omgekeerd van wat we zouden willen als we de kloof willen verkleinen! Enkele studies experimenteerden daarom met succes met een differentiatiemodel waarbij de meest kwetsbare kleuters extra oefenkansen kregen.
Kleuters met een andere moedertaal lijken zich niet anders te gedragen dan moedertaalsprekers. Ook zij profiteren van voorleessessies met expliciete en uitgebreide aandacht voor gesofisticeerde doelwoorden, zelfs wanneer zij nog maar een beperkte kennis van de tweede taal hebben.
We verwijzen naar de review zelf voor een bespreking van het effect van de interactiestijl van de leerkracht, en voor de invloed van leerkrachtkenmerken, kindkenmerken, duur en intensiteit van de interventie, transfereffecten.